40 procent mobiliteitsgroei in 2020 ten opzichte van 1997





 

Bij ongewijzigd beleid neemt de vraag naar personenmobiliteit in 2020 met 40 procent toe, ten opzichte van 1997. Koploper is de stijging van het aantal autobestuurders met 61 procent, gevolgd door het aantal trein-(34 %) en autopassagiers (32 %). Het streekvervoer neemt slechts matig toe, met acht procent, terwijl het aantal fietsers naar verwachting stabiel blijft. Nieuw beleid op grond van voorgenomen beleidsmaatregelen, zoals kilometerheffing en spoorgebruikheffing kan de mobiliteitsgroei tot 2020 beperken tot 26 procent.



Dit staat in het TNO Inro rapport ‘Mobiliteitsverkenner 5.0R5’ dat onlangs is gepubliceerd. Volgens de geactualiseerde verkenner stijgen de rijksinkomsten gerelateerd aan verkeer en vervoer tot 2020 bij ongewijzigd beleid met 70 procent en bij nieuw beleid met 80 procent, terwijl de uitgaven met respectievelijk 46 en 42 procent toenemen. Met aftrek van interne kosten voor departement en personeel, behoudt het rijk in de nabije toekomst een relatief klein financieel overschot voor verkeer en vervoer. Rijksinkomsten zijn in dit verband onder meer: accijnzen, parkeerheffingen, BPM, BTW, autoforfait en kilometer- en spitsheffing. Onder uitgaven vallen: investeringen in (nieuwe) infrastructuur, exploitatiekosten ( wegonderhoud, railinfrastructuur en bijdragen aan openbaar vervoer) en fiscale uitgaven, zoals reiskostenaftrek en onbelaste reiskostenvergoedingen. TNO Inro ontwikkelde dit rekeninstrument voor het maken van middellange termijnprognoses (twee tot vijftien jaar) van het personen- en goederenvervoer op macroniveau en de consequenties daarvan voor de direct gerelateerde Rijksoverheidsuitgaven en -inkomsten. Dat wil zeggen dat verkeer- en vervoersbeleid direct doorvertaald wordt naar de gevolgen voor de rijksfinanciën.



Het nieuwe softwareprogramma is een samenvoeging en actualisering van de eerdere Mobiliteitsverkenner 4.0 en de voorheen aparte Financiële Mobiliteitsverkenner. Toegevoegd is onder meer de mogelijkheid om een kilometerheffing in te voeren. Inhoudelijk is de berekening van de kosten en opbrengsten in het openbaar gerelateerd aan de actuele stand van zaken rond de decentralisatie en de wijziging van de overheidsfinanciering. Ook zijn de exploitatiekosten voor het autosnelwegennet en de fiscale woon-werkvergoedingen aangepast en is de studenten OV kaart opgenomen. Voorts vinden alle berekeningen nu plaats in euro’s en is het basisjaar opgeschoven van 1990 naar 1997.



De toekomstverkenningen worden gebaseerd op een aantal externe ontwikkelingen die worden uitgedrukt in een beperkt aantal sleutelvariabelen, welke deels omgevingsvariabelen en deels beleidsvariabelen zijn. De nieuwe mobiliteitsverkenner is een quick response model waarvan de rekentijd slechts enkele seconden bedraagt. De prognoses komen tot stand op grond van twaalf hoofdinvloedsfactoren: demografie, autobezit, werkgelegenheid, nationaal inkomen, private inkomens, variabele autokosten (inclusief, heffingen en accijnzen), lengte autosnelwegnet, gemiddelde reistijd auto en openbaar vervoer, openbaar vervoertarieven, fiscaal beleid en vaste autokosten. De verkenner onderscheidt de vervoersprestatie van de Nederlandse bevolking in autobestuurder, auto- en treinpassagier, streek- en stadsvervoer en fiets. Deze prestaties kunnen vervolgens worden onderverdeeld in reismotief, werkdag, spits en niet-spits en intensiteiten naar wegcategorie.

 
 
Bron: Verkeerskunde
 
  2-10-2003  


|

FlitsKaart