Column Rob Hoogland uit de Telegraaf over snelheid





 

Onzin
Column Kringen, door Rob Hoogland, De Telegraaf, vrijdag 9 november 2001

Ja hoor, ik vloek ook als ik op de weg tussen Krommenie en Uitgeest een
burgerauto zie staan, waarin in het voorbijgaan twee agenten zijn te
herkennen, die zich uitleven in het constateren van snelheidsovertredingen.
Een vierbaansweg en geen bebouwing, aldaar.
Maar als je er 84 rijdt, ben je de pineut.
Zelfs mijn moeder zou mij niet herkennen als zij op dat moment naast mij zou
zitten. Kapitein Haddock is er niks bij. Toch wordt mijn woede niet in de
eerste plaats gevoed door de wetenschap dat ik een paar weken later wellicht
een justitiele acceptgirokaart tegemoet kan zien omdat ik een paar kilometer
te hard heb gereden. Het is eerder de totale scheefgroei binnen de
ordehandhaving waarmee ik op die momenten weer eens wordt geconfronteerd.
'Onzinboetes' noemden woordvoerders van de VVD en het CDA de bekeuringen
voor minder dan tien kilometer te hard rijden. Scoorde lekker, natuurlijk.
In mei zijn er immers weer verkiezingen. Maar in wezen hebben zij ongelijk.
Een overtreding is een overtreding, punt uit. De grens moet inderdaad ergens
worden getrokken.
Het irritante is alleen, dat de grens vrijwel uitsluitend in het verkeer
ergens wordt getrokken. Er zijn tal van maatschappelijke terreinen waar het
ook zou moeten gebeuren, maar waar politie en justitie falen. Zouden zij
daar hetzelfde fanatisme aan de dag leggen als langs de snelweg, dan zou ik
geen enkele moeite met al die snelheidscontroles hebben. Er wordt echter met
twee maten gemeten. Kleine wetsovertredingen zoals iets te hard rijden,
worden meedogenloos bestraft, terwijl de gangsters onder ons vrijwel
ongestoord hun gang kunnen gaan.
Ik zou mijn snelheidsboetes lachend betalen als de zwembaden in
Amsterdam-West niet meer zouden hoeven te sluiten. Als machinisten van
treinen zich niet meer gedwongen zouden zien om uit angst voor
ongeregeldheden stations over te slaan. Als zowel mijn bejaarde ouders als
mijn kinderen 's avonds ongestoord over straat zouden kunnen gaan. Als ik
mijn auto zou kunnen parkeren in het besef dat de kans slechts klein is
dat-ie de volgende ochtend gekraakt zal zijn. en als justitie en politie
erin zouden slagen dat beschamende aantal van een miljoen onopgeloste
misdaden per jaar te minimaliseren.
Tot dan vloek ik mij het heen en weer, tussen Krommenie en Uitgeest.
En met mij vele anderen.

 
 
Bron: Bron: 
 
  11-9-2001  


|

FlitsKaart