Fietsvoorrang niet gunstig voor verkeersveiligheid





 

Fietsersvoorrang van rechts was niet bedoeld om de verkeersveiligheid te bevorderen. En inderdaad, dát effect heeft de maatregel dan ook niet gehad. Analyses wijzen eerder op het tegendeel. 'Maar', beklemtoont het ministerie van Verkeer en Waterstaat, 'het is nog maar een eerste tussenbalans'.







Het aantal letselongevallen tussen gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer steeg in het eerste jaar na de invoeringsdatum van 1 mei 2001 met 5 procent, zo leert een evaluatie die in opdracht van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer van het departement werd gemaakt.


Onder brom-/snorfietsers pakt de balans extra slecht uit. Hier nam het aantal ongevallen met gemotoriseerd verkeer met 7 procent toe tegen slechts 3 procent onder fietsers. Beide percentages contrasteren met de letselongevallen tussen gemotoriseerd verkeer onderling en langzaam verkeer onderling. In deze twee categorieën nam het aantal voorrangsongevallen met letsel met bijna 7 procent af.


'Het is een eerste schouw, maar in elk geval is er geen sprake van verontrustende beelden', aldus Alex van Loon van de Adviesdienst. De resultaten voldoen daarmee zijns inziens aan de voorwaarde van de Tweede Kamer, namelijk dat de fietsersvoorrang in elk geval geen extra verkeersonveiligheid zou moeten opleveren.


Scherpe conclusies over de effecten van de voorrangsmaatregel zijn op dit moment niet te trekken. Normaal fluctueren de statistieken van jaar tot jaar al enigszins, bijvoorbeeld door weersinvloeden. Extra complicatie is dat in de verkeersongevallenregistratie niet apart wordt geadministreerd op voorrangs- dan wel gelijkwaardige kruispunten. Dat is niet onbelangrijk omdat in de aanloop naar de 1 mei-maatregel veel kruisingen nog snel van status veranderden. Vooral in de laatste zes tot drie maanden vóór de maatregel haastten veel gemeenten zich om nog zo veel mogelijk verkeersaders tot voorrangsweg aan te wijzen of van voorrangskruisingen te voorzien.

De 'fietsvoorrang'-regel van mei '81 kwam voort uit de behoefte aan Europese uniformering. Nederland liep hiermee uit de Europese pas sinds de Duitse bezetter (die al die rijwielen op straat maar lastig vond) hier het voorrangsonderscheid tussen snel en langzaam verkeer had geïntroduceerd.


De uniformeringsmaatregel zou en kan ook nog altijd een gunstig effect afwerpen door de aanwijzing van veel meer voorrangskruisingen. Alleen, uit de statistiek blijkt dit effect tot nu toe niet. Vooraf werd aangenomen dat de fietsvoorrangregel 'goed' zou zijn voor 10 procent minder letselongevallen.


Ook in een aparte studie, waarbij een selectie van achttien kruispunten in zeven gemeenten met nieuwe voorrangskruisingen onder de loep werd gehouden, bleek dit effect niet. De vrees voor hogere autosnelheden op en nabij nieuwe voorrangskruisingen werd wel bewaarheid. Vlak voor kruisingen steeg de snelheid 15 à 17 procent en op de toeleidende wegvakken 2 tot 4 procent. Overigens blijven automobilisten nog wel iets afremmen (-4,9 km per uur) als ze vlakbij de voorrangskruising zijn.


Om het aantal voorrangsongevallen toch terug te dringen, zouden gemeenten de vinger aan de pols moeten houden. Extra controle op risicovolle kruispunten (zowel met als zonder voorrang) blijft nodig. De handleiding 'Voorrang fietser van rechts en voorrang op verkeersaders' moet daarvoor onder handbereik blijven.
Verder bepleit AVV meer voorlichting over houding en toepassing van voorrangsregels, vooral voor automobilisten. Verder zou in de registratie onderscheid gemaakt moeten worden tussen voorrangs- en gelijkwaardige kruisingen.

 
 
Bron: Verkeerskunde
 
  21-6-2003  


|

FlitsKaart