Een goeie diender weet de bonnen te vinden die er toe doen, vindt Frank Paauw. Volgens de nieuwe korpschef van Rotterdam is het prima om van agenten een minimaal aantal bekeuringen per jaar te eisen.

‘Ik blijf voorstander van taakstelling’, zei hij vrijdag op zijn eerste werkdag als baas van de Rotterdamse politie. Dat het beoogde kabinet-Rutte een eind wil maken aan de bonnenquota, doet niets af aan Paauws geloof in dit middel. Volgens hem houdt het surveillerende agenten scherp en leert het burgers inzien dat je je in het belang van je portemonnee maar beter aan de wet kunt houden.

Het kan echter niet zo zijn dat agenten een extra periodiek krijgen toegekend in ruil voor het veelvuldig schrijven van bekeuringen, zei hij.

De laatste aanvallen op het door de burgers vervloekte verschijnsel van de bonnenquota werden volgens Paauw niet goed gepareerd door de politie. Daar moet in de Raad van Hoofdcommissarissen over gesproken worden, vindt hij.

Veel last van
De discussie over de bonnenquota bevestigt volgens Paauw het beeld bij burgers dat zij voor een verwaarloosbare verkeersovertreding een bekeuring ‘aangesmeerd’ krijgen, omdat een agent zijn quotum moet volmaken. ‘Dienders op straat hebben daar ontzettend veel last van. Maar dat is voor mij geen reden om de taakstelling ervan af te halen.’

Paauw, vanuit de korpsleiding in het naburige Den Haag teruggekeerd in de stad die hij verliet als chef van het district Feijenoord-Ridderster, twijfelt er niet aan dat elke Rotterdamse agent moeiteloos zijn quotum van 120 bonnen per jaar kan halen. Als je in grootstedelijke gebied van A naar B loopt, betoogde hij, moet je als agent echt met de ogen dicht over straat gaan om geen overtreding te zien.

Uit dat dagelijkse aanbod pikt een goede agent volgens hem de overtredingen die er toe doen, zoals wildplassen of rondhangen op plekken waar dat niet is toegestaan. Ook het opsteken van een middelvinger naar een agent, moet stevig worden aangepakt, vindt Paauw.