Politieagenten oefenen te weinig achter stuur





 

Politiemensen weten hoe ze in een politieauto met zwaailicht en sirene moeten rijden. Een rood stoplicht negeren ze met een snelheid van hooguit 20 kilometer per uur. Ze rijden alleen tegen het verkeer in als ze er een "significante tijdwinst" mee halen. Ze rijden beheerst. Als ze iemand willen achtervolgen, vragen ze de meldkamer om toestemming. Tijdens het volgen kunnen ze veilig kentekens noteren. Dat trainen ze elke drie jaar.

Tot zover de theorie. In 2006 waarschuwde de Nederlandse Politiebond al voor een te hoog aantal ongelukken waarbij politieauto's en -motoren waren betrokken. Het ging om ongeveer tienduizend schadegevallen per jaar. Daarop besloten de korpschefs dat alle circa dertigduizend politiemensen die weleens met een zwaailicht of sirene reden, elke drie jaar rijtraining zouden krijgen.

Het kabinet investeerde miljoenen euro's in die rijtrainingen. Het ging om de veiligheid van burgers en agenten. In Lelystad werd een oefenparcours aangepast. Er werden verkeerssimulators ontworpen. Rij-instructeurs werden naar Zwitserland gestuurd, waar ze les kregen van de beste vakgenoten. Maar het aantal schadegevallen bleef schommelen rond de tienduizend.

Lang niet alle politiemensen krijgen rijtraining, laat staan dat ze alweer voor een tweede keer aan de beurt zijn. Ook toen de training in 2010 verplicht werd, stuurden maar 19 van de 26 korpsen hun mensen er naar toe: 4.613 trainingen in totaal, in plaats van de gewenste tienduizend. Vorig jaar stuurden 25 korpsen 8.648 mensen naar rijtraining.

Waarom gaan ze niet allemaal? Uit gesprekken en briefwisselingen tussen korpschefs en met ondernemingsraden blijkt dat er na zes jaar nog altijd geen overeenstemming is over de inhoud, vorm en duur van de rijtraining.

De Raad van Korpschefs keurde de training goed, in 2006, nog eens in 2008 en nog eens in 2010. "Maar als korpsen in de praktijk moeten kiezen tussen budget voor rijtraining of schiettraining, kiezen ze voor het laatste", zegt Herman Reuvers van de Politieacademie. Maar het rijden wordt volgens hem moeilijker. "Een politieauto lijkt steeds meer op een cockpit, met alle apparatuur."

Het is geen echte training, zegt de voorzitter van de centrale ondernemingsraad (COR) van de politie, Frank Giltay. "Je gaat naar Lelystad, krijgt uitleg, verkent het parcours en rijdt een rondje. Dat duurt een halve werkdag. Vanuit Limburg ben je nog eens vijf uur reistijd kwijt. Na afloop krijg je een briefje mee voor je baas, dat er meer getraind moet worden op bochtenwerk. De chefs zijn hun mensen een dag kwijt en die worden niet eens getraind."

In 2010 keurde de Raad van Korpschefs ook de richtlijn goed waarin staat aan welke nieuwe verkeersregels politiemensen zich moeten houden en waarin de training wordt genoemd. De voorzitter van de raad, korpschef Leon Kuijs, legde die voor aan de centrale ondernemingsraad, die een negatief preadvies uitbracht. Zolang de training niet goed is geregeld, stemmen de ondernemingsraden niet in met die richtlijn.

Giltay: "De korpsen hebben het van hun kant goed afgedekt. De verkeersregels zijn streng. We mogen maar met zoveel kilometer per uur over de vluchtstrook, we moeten toestemming vragen aan de meldkamer als we een auto willen achtervolgen. Als er iets fout gaat, krijgen agenten een disciplinaire maatregel, of ze worden in uitzonderlijke gevallen ontslagen. Zoiets kun je niet invoeren zonder hen goed te trainen."

Op 1 april van dit jaar stuurde de centrale ondernemingsraad een brief naar de korpschefs. Die zouden hun afspraken niet nakomen. Er is nog altijd niet iets dat zij een rijtraining noemen. Een test is het, meer niet. Alle afspraken zouden daarmee op 1 mei vervallen, waarna alle overleggen opnieuw moeten beginnen. De ondernemingsraden hebben hun bazen nu tot 1 juli gegeven om die goede training te ontwikkelen.

 
 
Bron: NRC Handelsblad
 
  24-4-2012  


|

FlitsKaart