Uitspraak op 6 december a.s. in proefproces radardetectorverbod





 

Op 22 november diende ten overstaan van de Kantonrechter te Amsterdam een proefproces met betrekking tot het per 1 januari 2004 ingevoerde radardetectorverbod.
Terecht stond een redacteur van het automagazine “Autovisie” die zich had laten verbaliseren. Hij had hiertoe op 2 juni van dit jaar zichtbaar achter zijn voorruit een radardetector bevestigd van het merk Target (type Euro 330).
De redacteur wordt bijgestaan door zijn raadsman mr. Evert Kuiters.




Door de officier van justitie werd tegen de man een geldboete gevorderd van € 250,00 en een onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen radardetector. Dit laatste omdat de officier van justitie van mening is dat het ongecontroleerde bezit van een radardetector een gevaar vormt voor de maatschappij.
De officier van justitie stelde in zijn eis dat het ingevoerde verbod gelding heeft en eiste de hiervoor gemelde straf.




De verdediging was echter een duidelijk andere mening toegedaan. Gesteld werd door de verdediging dat het verbod in strijd is met


1. de Europese Unie-regels en de Wegenverkeerswet en

2. het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM).



Ad.1. De strijd met de EU-regels en de Wegenverkeerswet bestaat hierin dat het de minister niet vrij stond om het verbod van radarontvangstapparaten op de Wegenverkeerswet te baseren nu er een typegoedkeuring voor deze radardetector was verleend door de Rijksdienst voor het Wegverkeer (conform EU-Richtlijnen).
In de Wegenverkeerswet wordt expliciet bepaald dat als er sprake is van een dergelijke typegoedkeuring het dan niet is toegestaan om via een Algemene Maatregel van Bestuur een verbod vast te stellen, hetgeen echter wel is gebeurd.
Daarnaast is er door de verdediging op gewezen dat de Staat andere middelen ter beschikking had om in ieder geval een typegoedkeuring te voorkomen of ingetrokken te krijgen. Al veel eerder had de Staat een – al dan niet geslaagd – beroep kunnen en moeten doen op de (volgens de Staat) in het geding zijnde verkeersveiligheid.



Ad.2. De strijd met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens bestaat hierin dat het verbod de vrijheid om signalen te ontvangen ten onrechte en zonder goede gronden beperkt.
Gesteld werd door de verdediging dat radarsignalen onder het bereik van artikel 10 van het EVRM vallen doordat de ontvangst daarvan in ieder geval informatie geeft. Zelfs als de signalen niet voor de bestuurder bestemd zijn, geeft het verdrag bescherming.
Dit werd door de verdediging gebaseerd op de rechtspraak van het Europese Hof.
Een inmenging van de overheid wordt door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in een dergelijk geval niet geoorloofd geacht.
Ondanks dat het verdrag de vrije ontvangst waarborgt, staat het de Staat echter vrij om daarop een beperking aan te brengen.
Essentieel daarin is dat een democratische samenleving de beperking dringend eist. Er moet een ‘pressing social need’ aanwezig zijn. Het bestaan hiervan dient door de Staat te worden vastgesteld.
Een overheid die beperkingen op die vrijheid wil aanbrengen moet dit zorgvuldig en goed onderbouwd doen, zonder dat er sprake is van willekeur. Een belangrijk middel om die noodzakelijkheid te kunnen vaststellen is een relevant onderzoek.
De Minister heeft zonder onderzoek te doen het verbod gebaseerd op de aanname dat bezitters van radardetectoren de jakkeraars in onze maatschappij zijn.
Terwijl er geen reden is om aan te nemen dat het gebruik van een radardetector invloed heeft op het snelheidsgedrag, althans dat is de mening van de hoogleraar verkeerspsychologie prof. Rothengatter.
Prof. Rothengatter heeft reeds eerder gesteld dat de Staat niet heeft aangetoond dat het gebruik van radardetectoren leidt tot een hogere snelheid en al helemaal niet dat het bezit daartoe leidt.



Voorts verzuimt de minister de overige (gelijkwaardige) detectiesystemen aan te pakken, waardoor er sprake is van een ongelijke en willekeurige behandeling. Daarnaast wordt hierdoor de –gestelde- effectiviteit van het verbod geminimaliseerd.
Het is niet verboden om een flitser langs de weg met het blote oog op te merken en het rijgedrag eventueel aan te passen. Het is ook niet verboden om een display van een autoradio of GPS-systeem af te lezen waar een flitser is gesignaleerd en daarop in rijgedrag te anticiperen.
Zolang dat kan en mag, kan niet worden aangenomen dat er een dringende noodzakelijkheid bestaat om een dergelijke beperking op te leggen.



Het werd door de verdediging onbegrijpelijk geacht dat gedurende de periode van acht jaren discussie over de strafbaarstelling, de minister niets heeft gedaan aan onderzoek met betrekking tot het gestelde verband tussen een radardetector en de snelheid. Maar ook dat de minister gekozen heeft voor een strafbaarstelling anders dan bij wet in formele zin.



De verdediging was concluderend van mening dat het verbod geen werking toekomt zodat de redacteur van Autovisie ontslagen dient te worden van rechtsvervolging omdat er geen sprake is van een strafbaar feit.
De Kantonrechter zal op 6 december a.s. te 13:30 uur vonnis wijzen.

 
 
Bron: Anker & Anker
 
  23-11-2004  


|

FlitsKaart